dinsdag 4 maart 2008

’Adoptie is lang niet zo goed als velen denken’



De Trouw, Iris Pronk
1 maart 2008
Vloeiend Fries spreekt hij, en nauwelijks Koreaans: Jung Woon Seok (38), alias Hilbrand Westra, groeide op in een Fries gezin met acht adoptiekinderen. Maar over adoptie is hij zeer kritisch.

Bij (aspirant-)adoptieouders is hij niet erg populair, weet Hilbrand Westra. Dat komt door de ongemakkelijke vraag die hij ze voorhoudt: is adoptie wel in het belang van het kind?

Het antwoord is vaak ’nee’, denkt Westra, die in 2006 United Adoptees International oprichtte, een organisatie van volwassen geadopteerden. Die boodschap draagt hij ook uit in krantenartikelen en radio- en tvinterviews. Zijn kritische stem klinkt steeds luider in het Nederlandse adoptiedebat.
„Ik raak adoptieouders in de kern van hun wezen”, zegt Westra. Niet dat hij dat beoogt: „Dat ik ze kwets, is een onbedoeld bijeffect.” Wat hij wel wil, is een open en eerlijk debat over de keerzijde van internationale adoptie. Over kinderroof en kinderhandel bijvoorbeeld, over de zwakke positie van afstandsmoeders, of over legale adoptie als lucratieve markt.

Over dergelijke thema’s heeft Westra, die bevlogen en snel spreekt, een indrukwekkende kennis. Onderzoeken, cijfers, boektitels, namen van buitenlandse adoptiedeskundigen – hij schudt ze zo uit zijn mouw. Zijn brood verdient hij als zelfstandig bedrijfsadviseur, maar zijn hart ligt bij het onbezoldigde adoptiewerk waaraan hij al vele jaren wekelijks zo’n twintig uur besteedt.

De bron van Westra’s vurige interesse is natuurlijk zijn eigen biografie. Als Jung Woon Seok werd hij geboren in Korea, als jongste telg (zo hoorde hij pas veel later) in een samengesteld gezin van acht kinderen. ’Watersteen’ betekent zijn Koreaanse naam, maar ook ’bergtop omgeven door wolken’. Dat beeld past goed bij hem, zegt Westra: „Er zit in mij een standvastige, zakelijke kant, maar ook iets zachts.”

Zijn Friese naam kreeg hij op vierjarige leeftijd, toen hij in 1973 ter adoptie werd gesteld. Samen met zijn zusje belandde de kleine Watersteen in Nederland bij het gereformeerde echtpaar Westra, dat hem Hilbrand noemde.
Wat volgde is een oer-Hollandse jeugd in een ongewoon Fries gezin, waarin na Hilbrand en zijn zusje nog zes adoptiekinderen werden opgenomen: nog één uit Zuid-Korea, twee kinderen uit Indonesië en drie uit Brazilië. Deze bonte kinderstoet leerde schaatsen, bezocht de compleet witte dorpsschool, las thuis Trouw en de Friese bijbel. Over adoptie werd nauwelijks gepraat.

„Ik was me er wel bewust van dat ik anders was, maar ik had daar geen reflectie op”, zegt Westra. Zijn ouders wisten weinig over Korea of de achtergrond van hun andere kinderen. Pas toen Westra het huis verliet om te gaan studeren, rezen er prangende vragen: wie ben ik en waar kom ik eigenlijk vandaan?
Hierover probeerde Westra met zijn adoptieouders te praten, maar dat lukte niet tot zijn spijt. Inmiddels heeft hij het contact met hen verbroken, en daarmee ook de relatie met zijn adoptiebroers en -zussen, die zich solidair met hun Friese ouders verklaarden. Anders dan hij, zien zij adoptie niet als een complex probleem maar als een ’heilige’ of ’levensreddende’ daad, zegt Westra. „Ik denk ook dat ze het pijnlijk vinden om me te ontmoeten, want met mij kun je het onderwerp ’adoptie’ niet vermijden.”

Als twintiger ondekte Westra op eigen houtje dat zijn adoptiedossier – zijn voorgeschiedenis in Zuid-Korea, te boek gesteld door het kindertehuis aldaar – niet klopte. Hij bleek biologische broers en zussen te hebben van wie hij geen weet had, en zijn gezin van herkomst stak sowieso anders in elkaar dan hij dacht. Maar Westra schrok daar niet meer zo van: „Ik had toen al zo vaak meegemaakt dat adoptiedossiers niet klopten. Mijn verhaal was gewoon het zoveelste bewijs.”

Een bewijs van het feit dat adoptie veel complexer is dan je op het eerste en tweede gezicht denkt, zegt Westra. Levensverhalen, zo weet hij nu, worden herzien uit schaamte, slordigheid, onwetendheid of winstbejag. Voor Westra is zijn eigen gefalsificeerde biografie ook een illustratie van de naïviteit van de adoptiebemiddelaar: „Ik ben geadopteerd via de voorloper van Wereldkinderen, maar die zette nooit ook maar één vraagteken bij de dossiers.”

Het was de tijd van schrijver Jan de Hartog, een van de eerste adoptievaders in Nederland, zo kan als verzachtende omstandigheid worden aangevoerd. Die deed in het tv-programma ’Mies en scène’ van Mies Bouwman een emotionele oproep tot adoptie: ieder kind dat gered kan worden, is er één, zo was het heersende idee.

Anno 2008 lijkt die naïviteit verdwenen, komen er geregeld misstanden in het nieuws en is adoptie een wijdverbreid internationaal fenomeen dat z’n goede imago langzaam aan begint te verliezen. Maar volgens Westra is de ’adoptiemythe’, zoals De Hartog die als eerste verkondigde, nog steeds dominant: „Veel moderne adoptieouders zijn net zo naïef als de ouders van toen. Ze sluiten hun ogen voor de harde werkelijkheid.”
In die werkelijkheid, gezien door Westra’s ogen, reizen er jaarlijks 40.000 kinderen uit zogeheten kansarme landen naar hun adoptieouders in het rijke Westen. Zij ondernemen die reis in de eerste plaats om de kinderwens van hun aanstaande nieuwe vader en moeder: „Adoptie is een leverancierskwestie geworden, en geen hulp- of redmiddel.”

Westra plaatst kritische kanttekeningen bij alle facetten van het adoptieproces. Bij het geld dat ermee gemoeid is en dat het kinderaanbod volgens hem dus vergroot: „De weeshuizen zijn onder andere zo vol vanwege de vele adoptieaanvragen.” Bij de motieven van adoptieouders: „Als ze zo graag kinderen willen helpen, waarom nemen ze dan geen Nederlands pleegkind?” Bij hun westerse arrogantie: „Veel adoptieouders denken toch dat speelgoed en weelde bijdragen aan geluk.”

Bij het beeld van het arme weeskind dat nergens anders terechtkan: „Het is vaak onduidelijk of zogenaamde wezen of vondelingen ook echt zonder ouders zijn.” En bij de moeder die, bijvoorbeeld uit geldnood, wel afstand van haar kind ’moest’ doen: „We vinden in Nederland tegenwoordig dat vrouwen hun kind beter niet kunnen afstaan. Waarom keuren we dat bij buitenlandse vrouwen dan wel goed?”

Tot slot betwijfelt Westra of het voor kinderen wel zo goed is om in een totaal andere cultuur door adoptieouders te worden opgevoed: „Waarom denk je dat volwassen geadopteerden zelf zelden kinderen willen adopteren? Ik vind dat je alles op alles moet zetten om een kind bij zijn ouders te laten. Je moet het niet lostrekken van zijn oorspronkelijke basis.”

Zo kan Westra uren doorgaan, op zakelijke toon, terwijl hij zijn betoog met cijfers en feiten lardeert. Toch vindt hij zichzelf geen ’strijder tegen adoptie’, zoals adoptieouders hem op internetforums wel noemen. Voor sommige kinderen, die echt geen ouders, familiebanden en vangnet meer hebben, kan adoptie volgens Westra wél een laatste redmiddel zijn. „Ik voer geen strijd”, zegt hij. „Ik wil alleen de waarheid boven tafel.”

Aan die tafel zit hij nu geregeld, als voorzitter van United Adoptees International, met beleidsmakers en werkers in het adoptieveld. Hij is zich ervan bewust dat hij in die overleggen waarschijnlijk maar een klein deel van de 36.000 volwassen geadopteerden in Nederland vertegenwoordigt. Veel geadopteerden zijn loyaal aan hun adoptieouders, en dat is logisch, zegt Westra: „Je wilt als kind niet ondankbaar zijn. Je adoptieouders hebben je toch alles gegeven wat je nodig had?”

Het is overigens ook heel begrijpelijk en prima als volwassen geadopteerden zich níet met het vraagstuk van adoptie willen bezighouden, vindt Westra: „Want wie wel op zoek gaat naar het conflict in zichzelf, betaalt een hoge prijs: relaties worden verbroken, mensen raken hun banen kwijt.”
United Adoptees International

In het debat over internationale adoptie ontbrak tot voor kort één stem, zegt Hilbrand Westra: die van de volwassen geadopteerde. Terwijl deze juist heel waardevolle informatie kan verstrekken over bijvoorbeeld de effecten van adoptie. Daarom richtte Westra, zelf geadopteerd, in 2006 een organisatie op voor volwassen geadopteerden: United Adoptees International (UAI, zie voor informatie de website http://www.uai-nl.blogspot.com/). De UAI beschouwt adoptie niet als de oplossing van een probleem, maar als een probleem op zichzelf.

Geen opmerkingen: